50% Verkoopcommissie? Weg ermee!

De hoge verkoopcommissies van galeries en kunstbemiddelaars veroorzaken mede onze slechte financieel-economische positie. Paul Dikker stelt voor een werkgroep in te stellen om hierover een themamiddag voor te bereiden. Reageer en doe mee!

Als het gaat om onze inkomenspositie wordt altijd heel gauw naar de overheid gekeken. Ik begrijp die eenzijdige fixatie nooit zo goed. Problemen met de bijstand, de uitvoering van de WIK, de subsidieverdeling via de Fondsen, het zijn allemaal thema’s die regelmatig in de belangstelling staan en onze aandacht zeker af en toe verdienen. De situatie op de vrije markt wordt echter heel vaak veronachtzaamd. Niemand heeft het erover. Toch hebben we er bijna allemaal mee te maken. De verkopen en opdrachten op de particuliere markt vormen de grootste inkomensbronnen van beeldend kunstenaars. Voor zover bekend is 34% van de inkomsten uit beeldende kunst afkomstig van verkopen op de particuliere markt, 24% van opdrachten op de particuliere markt en 2% van verhuur op de particuliere markt (dus niet de gesubsidieerde kunstuitleen). Van onze inkomsten halen we dus 60% uit de particuliere markt. ( N. Brouwer en H. Meulenbeek (2000), De markt voor beeldende kunst: de markt en de financiële positie van de beeldend kunstenaars 1998, Zoetermeer: Ministerie van OC&W) Ik vermoed dat het grootste gedeelte daarvan via galeries en bemiddelaars wordt verkocht. Ook al omdat veel moeilijker te achterhalen is wat er direct uit het atelier wordt verkocht.


Als we ons werk willen laten zien en willen proberen een publiek voor onze kunstwerken te vinden om zo een zelfstandige beroepspraktijk op te bouwen zijn we meestal aangewezen op commerciële galeries. Veel andere gelegenheden zijn er niet. Deze afhankelijkheid maakt ons als individuele kunstenaars kwetsbaar. Als een galerie ons werk wil exposeren zijn we meestal zo blij dat we de expositievoorwaarden zonder al te veel gesputter accepteren. Maar een groot deel van onze inkomsten vloeit daardoor wel weg naar de galeriehouders en kunstbemiddelaars. Verkoopcommissies van 50% zijn inmiddels al gewoon geworden. Nog afgezien van de 19% BTW die daarover aan de galeriehouder moet worden afgedragen. Toen ik zo’n vijftien jaar geleden begon met exposeren lag de verkoopcommissie naar mijn indruk aanzienlijk lager, zo tussen 30 en 40%. Dat vond ik toen al veel.


Nou weet ik wel dat galeriehouders het ook niet gemakkelijk hebben, maar 50% commissie vind ik ronduit schandalig. Goed, er zijn natuurlijk uitzonderingen. Er zijn galeries die heel veel voor hun kunstenaars doen, die ze meenemen naar beurzen in het buitenland en die door hun activiteiten en goede contacten veel voor hun kunstenaars betekenen. Die galeries maken heel veel kosten en misschien dat zo’n percentage dan wel te rechtvaardigen is. Maar de meeste galeriehouders werken gewoon lokaal en regionaal, stellen geen catalogi van de exposities van hun kunstenaars samen, mogen geen collectioneurs tot hun klantenkring rekenen, hebben geen contacten met musea en kunstrecensenten en kunnen geen hoge prijzen voor de kunstwerken bedingen. Hoe redelijk is zo’n percentage dan? En hoe rechtvaardig is het om de helft van de verkoopprijs af te moeten dragen als we bedenken dat de galeriehouder net zoveel jaarcollecties tot zijn beschikking heeft als hij tentoonstellingen maakt (gemiddeld negen exposities per jaar), terwijl wij onze jaarproductie maar eenmaal kunnen verkopen?


Sociaal-economisch beschouwd behoren we als kunstenaars tot een zwakke beroepsgroep. Kunst vervult voor de meeste mensen geen basisbehoefte, is relatief duur en niet altijd even toegankelijk. Makkelijk hebben we het dus toch al niet. En áls we dan verkopen moeten we ook nog eens de helft afdragen. Hoe moeten we dan ooit in staat zijn een financieel rendabele beroepspraktijk op te bouwen? Óf we moeten een enorm grote en verkoopbare jaarproductie hebben maar dat wil nog wel eens ten koste gaan van de diepgang en kwaliteit; óf we moeten heel veel geld voor onze kunstwerken vragen maar dan prijzen we onszelf uit de markt en wordt ons werk voor veel mensen onbetaalbaar; óf we nemen genoegen met de situatie zoals die is en verkopen af en toe een werk waar we zó weinig aan overhouden dat we een bijbaan nodig hebben of ons tot de overheid moeten wenden met het verzoek om bijstand en subsidie. Terwijl diezelfde overheid juist wil dat we ons gedragen als cultureel ondernemers.


Maar we kunnen ook onze krachten bundelen, lagere percentages proberen af te dwingen of andere wegen zoeken om ons werk aan de mens te brengen.
Ik vind dat ook kunstenaars in staat moeten zijn een normaal inkomen met hun werk te verwerven. Als de omstandigheden beroerd zijn, moeten we die veranderen. Vanzelf gebeurt er niets. Wat vinden jullie?


In een interview in het NRC Handelsblad van 31 januari jongstleden legt Ronald Zuurmond uit waarom hij en drie collega’s van ‘de Tilburgse School’ afzien van een vaste galerie: ”Ja, we verkopen ons werk zelf. Ik ben het leuk gaan vinden om mijn kopers te leren kennen. Er zijn zoveel aardige mensen van wie het interessant is de mening te horen en ze komen graag naar mijn atelier. Het blijkt dat een kunstenaar heel goed zichzelf kan vertegenwoordigen. Waarom zou je het dan door een galerie laten doen?” Het kan dus ook anders.


Mij lijkt het zinvol met elkaar een werkgroep te vormen om een themamiddag voor te bereiden, waarop we met elkaar ervaringen kunnen uitwisselen en alternatieven kunnen bespreken. Wie doet er mee? Neem contact op met Jonna van ons kantoor (020 623 54 56) en vermeld of je de bijeenkomst mee wilt helpen organiseren of dat je op de bijeenkomst iets over je eigen situatie wilt vertellen. Je kunt natuurlijk ook een reactie sturen naar de krant of naar ons forum.

Paul Dikker

Uit: BBK-krant mrt. 2003